Oude systeemVanaf 1838 bestaat ons wettelijk stelsel van de gemeenschap van goederen: in dat wettelijk stelsel zijn alle goederen en schulden gemeenschappelijk. In dit stelsel wordt dus alles “op één hoop gegooid” en is ieder voor de helft gerechtigd in de gemeenschap (behoudens enkele uitzonderingen). De huwelijken die zijn gesloten vóór 1 januari 2018 vallen nog onder dit oude systeem.
Nieuwe systeemMet ingang van 1 januari 2018 is de wetgever van dit stelsel afgestapt. Wie vanaf 1 januari 2018 trouwt valt automatisch onder het nieuwe wettelijk systeem.
De nieuwe wettelijke regeling komt in het kort op het volgende neer:
-
wat je tijdens het huwelijk verkrijgt, heb je samen;
-
wat je vóór je huwelijk alleen bezit blijft privévermogen.
Bij het einde van het huwelijk, zowel wanneer dat eindigt bij overlijden als bij echtscheiding, is er dus niet meer sprake van één gemeenschappelijk vermogen maar zijn er drie vermogens, namelijk 2 privévermogens die gescheiden zijn en blijven en één gemeenschappelijk vermogen.
Als mensen in het nieuwe systeem goederen hebben met ongelijke eigendomsverhoudingen (bijv. 60/40), omdat de één meer geld in het huis heeft gestopt dan de ander, en vervolgens trouwen verschuift de eigendomsverhouding naar 50/50 vanaf het moment van het aangaan van het huwelijk.
Als er sprake is van een onderneming bij één van beide echtgenoten, kan er in het nieuwe systeem een vergoedingsrecht ontstaan voor de verdiensten van de onderneming.
Voor stellen die trouwen na 1 januari 2018 blijven in beginsel alle schenkingen en erfenissen privévermogen van degene die de schenking of erfenis heeft gekregen.
Wil men van het wettelijke systeem afwijken dan dient men vóór het aangaan van het huwelijk huwelijksvoorwaarden te maken. Ik kan me voorstellen dat dit met name van belang is voor de mensen:
- die gezamenlijke goederen hebben met ongelijke eigendomsverhoudingen (bijv. 60/40);
- die alles 50/50 willen delen (oude gemeenschap van goederen);
- die ondernemersrisico willen beperken (in het nieuwe systeem is het gemakkelijker om bijvoorbeeld een eigen woning veilig te stellen ingeval van faillissement);
- die niet willen dat er vergoedingsrechten ontstaan voor de verdiensten van de onderneming van één van hen beiden.
Geschreven door mr. G. van der Heiden
Notaris, specialist estate planning, ondernemersadviseur bij Notariskantoor Van der Heiden